De christelijke basilica

Toen keizer Constantijn de christenen in 313 toestond hun godsdienst in de openbaarheid te beleiden, moesten er snel veel grote ruimtes worden gebouwd waarin de gelovigen bijeen konden komen voor hun erediensten. De bouwmeesters van deze eerste kerken namen de vorm van de Romeinse zaal, de basilica, als uitgangspunt (het woord 'basilica' is oorspronkelijk afkomstig uit het Grieks en betekent zoiets als 'koningshal'). Ze lieten zich echter vooral leiden door de eisen die de eredienst stelde. De hele architectuur is afgestemd op de liturgie. De eerste kerken, die eveneens basilica's genoemd worden, zijn dus uiterst functionele gebouwen. Niet voor niets werden twintig eeuwen lang kerken ontworpen op basis van deze basilicavorm.
Terwijl Griekse en Romeinse tempels vooral gebouwd zijn op het uiterlijk, zijn de basilica's van buiten eenvoudige bakstenen gebouwen, terwijl het interieur betovert met de pracht van een keizerlijke of zelfs hemelse troonzaal. De zuilenrijen, die de cella van een Griekse tempel aan de buitenzijde omringen, staan hier binnen. Gedurende de hele middeleeuwen werd er grote zorg besteed aan de vormgeving en inrichting van de kerkruimte.
In de basilieken die Constanijn, Helena of haar zoon gesticht hebben, leeft het antieke gevoel voor schoonheid nog voort. Pas in de vijfde en zesde eeuw ontstaan ruimtes, beeldhouwwerken en decoraties die strenger en statische worden, en gemaakt zijn met een visionaire scheppingskracht die de blik richt op het hiernamaals.
In Italië, en zeker in Latium en Umbrië, bleef men lange tijd zeer dicht bij de vorm van de vroeg-christelijke basilica. De tekeningen hieronder tonen de vorm en indeling van zo'n basilica.



A) Cathedra. Aan iedere vroeg-christelijke basilica was een bisschop verbonden die de leiding had over de erediensten. Zijn plaats in de basiliek was de bisschopszetel (cathedra). De bisschop leverde het gezagvolle commentaar op de schrift vanaf de bisschopszetel: ex cathedra. Onder een 'kathedraal' verstaan we nog steeds een kerk waarin een cathedra staat, dus een kerk waaraan een bisschop is verbonden. Links en rechts van de bisschopszetel waren zetels voor de priesters (presbuteroi-oudsten).
B) Dit gedeelte is het presbyterium of priesterkoor.
C) De halfronde aanbouw van de basilica heet de absis (ook wel gespeld: apsis).
D) De belangrijkste plaats van de kerk was het altaar. De plaats van de eucharistie: het offer van Christus aanwezig in de gedaante van brood en wijn. Het altaar wordt overhuifd door een baldakijn of ciborium.
E) De schola cantorum. Na de hervormingen van de mis en de koordienst door Gregorius de Grote (ca. 600) werd deze koorruimte geïntroduceerd.
F) Spreekgestoelte (ambo, van anabainein = bestijgen) bestemd voor de epistellezing (door een voorlezer of lector).
G) Spreekgestoelte (ambo) bestemd voor de evangelielezing (door een diaken). Naast deze ambo staat een marmeren luchter die werd ontstoken bij het voorlezen van de paaslofzang (exultet).
H) Trapje naar onderaardse ruimte: confessio of crypte. Hier worden de relikwieën (overblijfselen van een heilige (martelaar)) bewaard. Het altaar stond recht boven die relikwieën. In Rome waren de eerste eeuwen van het christendom nog geen relikwieën te vinden.
I) Middenschip: centrale gedeelte van de kerk
J) Zijbeuk of zijschip. Ruimte die parallel aan het middenschip is gelegen en hiermee in verbinding staat d.m.v. een zuilenrij.
K) het atrium (een door een zuilengalerij omgeven voorhof) diende als overgangsgebied tussen de buitenwereld en de basiliek.
L) De doopkapel of baptisterium. Dit was een vrijstaande, meetal achthoekige centraalbouw. Het getal acht gold als het getal van de opstanding (de zeven dagen van de schepping en de achtste dag voor de opstanding van Christus). De symboliek van de doop was zowel die van de reiniging als die van de dood en wedergeboorte. Het baptisterium was altijd gewijd aan Johannes de Doper. Eerst werden voornamelijk volwassenen gedoopt. Dat gebeurde door onderdompeling in een groot bassin (piscina) waarin stromend ('levend') water vloeide. De doop door onderdompeling maakte later plaats voor de doop door sprenkeling en de piscina's werden vervangen door doopvonten.
M) De vroeg-christelijke basilica's hadden geen klokkentoren. De meeste zijn in de middeleeuwen toegevoegd, zoals deze uit de 12e eeuw.

De Sant'Anastasia in Castel Sant'Elia (Latium) is een mooi voorbeeld van het gebruik van de basilica-vorm in de latere middeleeuwen. De vorm van de basilica is nog steeds die uit de oudheid maar de uitwerking is middeleeuws. Vanwege de technische verarming gebruikten de bouwers uit de middeleeuwen bij voorkeur bouwmateriaal en ornamenten die afkomstig waren uit oudere gebouwen (spolia = geroofde buit); het weinige dat zijzelf toevoegden verraadt de barbaarse liefde voor bandvlechtwerk en dierornamentiek.


BACK   Pagina precedente                   PRINT Stampa pagina                           HOME Home