11. Belle epoque
1890 - 1910

Metropolitain

11.1 Tijdsbeeld

11.1.1 Fin de siècle

Mpulin Rouge Toulouse Lautrec
Henri de Toulouse Lautrec: poster voor de Moulin Rouge, het beroemdste cabaret van Parijs; in 1889 opgericht door Charles Zidler. Dansers en danseressen als Valentin en Jane Avril en zangeressen als Yvette Guilbert maakten de Moulin Rouge tot een grote trekpleister. Op de afbeelding danst de danseres de `French can-can', een wilde variétédans waarbij telkens één been zo hoog mogelijk opgeworpen werd.
Toulouse Lautrec woonde vlakbij de Moulin Rouge en heeft er vele tekeningen gemaakt. Hij ontwierp posters als deze, die d.m.v. lithografie (=steendruk) werden vermenigvuldigd.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---

Met de term Belle Epoque wordt het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw aangeduid. Een andere gangbare benaming is het fin de siècle dus het einde van de (19de) eeuw. Andere bronnen spreken van degeneration, maar die term houdt tevens een diskwalificatie in. De Engelsen spreken van de Gay nineties.
Het tijdperk dat in dit hoofdstuk beschreven wordt duurde van 1890 tot 1910. Dat is kort, maar vooral in de kunsten en kunstnijverheid betekenden deze twintig jaar een omwenteling. Tijdens het impressionisme leek het erop dat de moderne kunst begonnen was, en volgens sommige auteurs is dat nog steeds zo, maar alle realistische tendensen werden opgevolgd door tegenbewegingen op geestelijk en cultureel gebied die het spirituele aspect in mens en maatschappij weer benadrukten.

11.1.2 De maatschappelijke situatie

Drie belangrijke krachten werkten nog door: het imperialisme van de grote mogendheden, het kapitalisme en de industrialisatie. Het nationalisme dat vrijwel alle landen van Europa in de negentiende eeuw lieten zien was nog volop aan de orde. Staatsgrenzen vielen steeds duidelijker samen met culturele identiteiten. Op alle organisatieniveaus in een land werd de nationaliteit voorop gesteld. De staatsadministraties bevorderden een uniforme cultuur door wetgeving die voor alle provincies van een staat golden. Men eerbiedigde de nationale vlaggen en gebruikte hetzelfde volkslied. Regionale verschillen werden ondergeschikt gemaakt aan het grote geheel. De wetgeving in het onderwijs volgde deze trend. Iedereen moest de officiële landstaal spreken ondanks de dialecten die er waren. De staten voerden ook militaire dienstplicht in en streefden ernaar om militairen in kazernes te legeren buiten de eigen landstreek. Dit nationalisme was echter ook de belangrijkste factor die leidde tot het uitbreken van de eerste wereldoorlog.

11.1.3 Politieke en sociale ontwikkelingen in Nederland.

De bevolkingsgroei in de grote steden duurde nog voort. Omstreeks 1900 telde Rotterdam 318.000 inwoners en de gemiddelde leeftijd steeg tot 50 jaar.

De industrialisatie eiste in andere opzichten een tol: de kinderarbeid, met werkdagen van 12 uur, werd pas door de onderwijswet van 1901 enigszins ingeperkt. De positie van de fabrieksarbeider was slecht geregeld. Er ontstonden daarom organisaties van arbeiders die op socialistische leest geschoeid waren.
1897 Oprichting van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij, SDAP, die in 1906 twee zetels in de volksvertegenwoordiging wist te verwerven. Een van de oprichters, Pieter Jelles Troelstra kwam in de tweede kamer en was pleitbezorger voor de verbetering van de positie van de arbeider.
1889 Wilhelmina Drucker bevocht het kiesrecht voor vrouwen en Aletta Jacobs was de eerste vrouwelijke arts die afstudeerde, hoewel een universitaire studie en een loopbaan voor meisjes nog geen geaccepteerd perspectief was.
1906 Het Nederlandse Verbond van Vakverenigingen werd opgericht. Het N.V.V.

11.1.4 De kerken

De grote veranderingen in de bevolking, de omvang, de behuizing en beroepsuitoefening veroorzaakten ook in de kerken verandering van inzichten. Werkloosheid en soms ook hongersnood teisterden de arbeidersbevolking. De staat nam de zorg voor de armen en het onderwijs van de kerk over, die zich daardoor op haar verzwakte positie moest beraden. Over de ingewikkelde sociale problemen een de sociale strijd schreef Paus Leo XIII in 1891 een encycliek (dat is een geschrift met 'leerstellig karakter'), titel 'Rerum Novarum'.
De uitloop van volk uit de kerk kwam tot staan en er ontstonden confessionele volkspartijen, vakbonden, jeugdverenigingen en woningbouwverenigingen. De ontwikkeling van wetenschap en technologie leverde nieuwe inzichten op die door de kerken geassimileerd moesten worden. Vanuit de kerken groeide de twijfel ten aanzien van het vooruitgangsgeloof.

11.1.5 Onderwijs en wetenschap

In het onderwijs diende een nieuw schooltype zich aan: de Technische Hogeschool. Het aanzien en aantal van de technische opleidingen nam snel toe. Vanaf 1899 werden er doctoraten in de technische wetenschappen uitgereikt. De technische studies kregen de status van universiteit.
Een nieuwe tak van wetenschap werd het museale onderzoek. Musea waren tot dan toe niet meer dan verzamelingen. Er kwamen onderzoekcentra bij musea met het doel de massa langs deze weg te ontwikkelen, het museum kreeg dus een educatieve functie.
Vanaf 1901 werd de Nobelprijs toegekend voor buitengewone wetenschappelijke prestaties. Dr. Alfred Nobel, de uitvinder van het dynamiet, stortte zijn vergaarde kapitaal in een fonds de Nobelstichting dat tot vandaag de dag uit dat fonds prijzen toekent en daardoor veel internationaal prestige verschaft.

Albert Einstein in 1921
Albert Einstein in 1921.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---

In de geneeskunde verscheen in 1895 het boek Studiën über Hysterie, van Sigmund Freud en zijn leerling Josef Breuer. Zij stelden dat veel psychische ziekten het gevolg waren van een innerlijk emotioneel conflict dat beïnvloed wordt door de seksuele functie van de mens. Zij ontwikkelden de hypnosetherapie waardoor in het onderbewustzijn opgeborgen, verdrongen conflicten bewust konden worden gemaakt.
In de gedragswetenschappen deed het behaviorisme opgang. De psychologie werd uitgebreid met de sociale psychologie die het gedrag van mensen in de gemeenschap bestudeerde.

Einstein publiceerde in 1905 zijn relativiteitstheorie waarin hij een relatie aantoonde tussen materie en energie. Die relatie legde vast in de bekende formule E= MC²
Een minstens zo'n belangrijke publicatie was de atoomtheorie van Rutherford.

Moderne ontwikkelingen in de stad.

Vanaf 1882 is er de booglamp van Siemens. Die werd gebruikt als straatverlichting en verving de gaslamp. Op de wereldtentoonstelling van 1889 te Parijs brandden 21749 elektrische gloeilampen waarvan op de Eiffeltoren al 7000. Sindsdien had Parijs als bijnaam: ville lumière.

11.1.6 Handel, nijverheid en industrie

Alle ontwikkelingen in de industrie betroffen de productie en de toepassing van staal. Het materiaal hout werd zoveel mogelijk vervangen door het duurzame en sterke staal. Er waren nieuwe producten waarvoor veel staal nodig was zoals spoorstaven, spoorbruggen, schepen, machines, fabriekshallen, constructies voor wolkenkrabbers. De productieprocessen van het staal werden verbeterd: de puddelmethode werd vervangen door de Bessemer converter-methode. Grote machinefabrieken ontstonden; AEG Turbinenfabrik, General Electric, Philips. De bouw van de Eiffeltoren was een mijlpaal in de ontwikkeling en toepassing van staal.

Ecko radio's
Ekco radio-ontvangers (ca. 1940). De kasten zijn gemaakt van gegoten bakeliet, de eerste kunststof.
Afbeelding: Southend Museums Service.

---

Door de toepassing van staal ontstond er een vormgevingsprobleem in de architectuur. De bouwkunst ging uit van steen maar staal vroeg om nieuwe en andere vormgevingsprincipes. Deze ontwikkeling zou leiden tot de 'functionele esthetica'.

Met de kunststoffen deed een nieuwe soort van materialen zijn intrede. De eerste bruikbare kunststof was bakeliet. De Belg Leo Hendrik Arthur Baekeland kwam in 1909 met bakeliet op de markt. De stoffen cellulose, rubber en de proteïnen waren inmiddels al bekend.
Door alle nieuwe ontwikkelingen in de productieprocessen en toegepaste materialen ontstond er een spanningsveld tussen de traditionele ambachtelijke productiewijze waarin de arbeider hoogwaardige producten geheel maakt en de lopende band productie waarin de arbeider slechts een schakel is.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


11.2 Dagelijks leven

11.2.1 Kleding, gedrag en vrije tijd

Un dimanche après-midi à l'Île de la Grande Jatte
Zondagmiddag op het eiland La Grande Jatte, 1885, Schilderij van de Franse schilder Georges Seurat. Dit schilderij is een van de grote en belangrijke werken van het 'pointillisme'. De kleur is aangebracht door stippen kleur bijeen te zetten die op het netvlies de waargenomen kleur laten zien.
Afbeelding: Wikimedia.

---

Het modebeeld gaf verschillende trends te zien. Er was de traditionele dracht van getailleerde japonnen met pofmouwen. Er kwamen ook nieuwe kledingstukken in de mode zoals de blouse die met vest, jasje en rok gedragen werd. Veranderingen werden aangezet door de emancipatie van de vrouw die aan sport ging doen, zoals tennissen, zwemmen, schaatsen en fietsen. Het verschijnsel van vrijetijdskleding zette ontwerpers aan tot nieuwe ideeën. Er ontstonden modehuizen zoals van Chanel die zich als couturier afficheerden. Deze ontwerpers beschouwden zich niet als kleermaker maar als modeontwerper, die een 'visie' aan de dag legde. Hun ontwerpen werkten als voorbeeld op de makers van confectiekleding.
Nog sterker verzet tegen de traditionele kleding kwam van de reformbeweging. Deze beweging was verbonden met de Arts and Craftsmovement van Ruskin en Morris.
Aan het eind van de 19de eeuw begonnen ook de make-up bedrijven van Elisabeth Arden en Helena Rubinstein.
De mannenkleding bestond uit het driedelig kostuum. Voor chique gelegenheden was dat het rokkostuum en als informele dracht de smoking. De dagelijkse dracht was het jacquet met het witte overhemd en het losse hoge gesteven boord. Als hoed werd de hoge zijden gedragen en de bolhoed. Bij het fietsen als tijdverdrijf droeg met capes en poncho's over wollen sportkostuums die bestonden uit een jasje met een rugceintuur, vest, kniebroek van tweedstof en wollen kniekousen. De eerste bruikbare regenkleding bestond uit gerubberde stof die een onaangename geur had. Op veel scholen was uniformkleding verplicht.

11.2.2 Voeding

Aan de dagelijkse voeding werd het fast food toegevoegd. De eerste vorm daarvan was de fish and chips die omstreeks 1891 in zelfbedieningsrestaurants verkrijgbaar was. In 1886 kwam Coca Cola op de markt.

11.2.3 Film

cinematographe lumiere
Een nieuwe sensatie aan het begin van de 20ste eeuw: de cinema. Aankondiging voor een voorstelling van de Cinématographe Lumière in Parijs, ca. 1910.
Afbeelding: Wikimedia.

---
Camille Pissarro
Camille Pisarro, De Rue Saint-Honoré in de middag, het effect van regen.
De impressionisten waren geïnteresseerd in de effecten van het licht en het weer op de sfeer.

---

De film was een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding. De eerste ontwikkelingen van de film kwamen van de gebroeders Auguste en Jean Louis Lumiére en de Duitser Max Skladanowski. In het Russische paviljoen op de wereldtentoonstelling te Parijs werd een film vertoond over een reis door Siberië. Die film kon men zien vanuit de vensters van een imitatie treinwagon. Het medium film kreeg meteen veel belangstelling van het publiek. De machinehal van de Parijse wereldtentoonstelling werd verbouwd tot bioscoopzaal. Het ontwerpen van bioscopen werd een nieuwe opgave voor architecten. De oudste nog bestaande bioscopen zijn in art-deco stijl gebouwd.

Veranderingen in de kunst

De kunst werd aan het einde van het de negentiende eeuw beïnvloed door een aantal factoren:

De fotografie heeft, zou men kunnen zeggen, de beeldende kunsten uit de slavernij van de nabootsing verlost. Door de foto als afbeelding kon iedereen het beeld vergelijken met de zichtbare werkelijkheid. Voor portretten ging men niet langer naar de portretschilder maar naar de fotograaf. Schilderijen werden een luxeartikel voor een select publiek. Het grote publiek richtte zich op de foto en de film. De eerste reactie van de schilders op de fotografie werd zichtbaar in het impressionisme (zie hoofdstuk 10) dat de zichtbare wereld schilderde, voornamelijk onder invloed van het licht op de kleur. De impressionisten zochten naar een objectieve benadering van het onderwerp. Monet was de laatste goede vertegenwoordiger van die opvatting. Maar de betekenis van het geschilderde beeld en de inhoud ervan werden in het impressionisme weggedrukt. De post-impressionisten brachten weer diepere bedoelingen in de kunst. Dit leidde tot een zucht naar originaliteit, en het ontstaan van nieuwe -ismen zoals het symbolisme en het expressionisme.

Het grote publiek volgde de conservatieve trend die nog steeds gezet werd door de kunstkritiek en de officiële stijl van de academies. Het afzetgebied voor kunst werd steeds kleiner en kwam in handen van progressieve galeriehouders en verzamelaars van moderne kunst. De kloof tussen de avant-garde kunst en het publiek werd alsmaar groter.
De wetenschappen leverden nieuwe inzichten op over waarneming, de werking van kleuren. De manier waarop mensen zien werd systematisch onderzocht en de resultaten van dat onderzoek bereikten kunstenaars o.a. George Seurat, die daardoor een nieuwe manier van kleurimpressie ontwikkelde: het pointillisme.

11.2.5 Het Belle Epoque en de beweging

Jules Cheret, poster voor La Loïe Fuller
Jules Cheret, poster voor La Loïe Fuller.
Afbeelding: wikimedia commons.

---

Niet alleen de maatschappij, als geheel, was in beweging in sociaal en maatschappelijk opzicht. Ook de exponenten van de cultuur waren in een stroomversnelling geraakt.
De machine, die in de meeste productieprocessen niet meer was weg te denken, werkte sterk op de verbeelding. Een kunststroming -het futurisme - dankte er in zekere zin haar ontstaan aan. De burger bewoog zelf door te fietsen, en in overtreffende trap, te reizen met de trein. De snelheid werd als verschijnsel zichtbaar vormgegeven in de dans: de Charleston en de Bunny Hug in de danszalen. In het theater werd beweging uitgedrukt in de balletten van Dhiagilev, en de z.g. serpentinedansen van Loïe Fuller (in de marge van het amusement werd met 'le coucher de Yvette' de striptease als toneelact uitgevonden in Parijs om verder een ranzig bestaan te slijten in het nachtclubcircuit).
De beweging als zodanig werd door de fotograaf Muybridge geanalyseerd. Hij maakte seriefoto's van bewegende mensen en dieren om zichtbaar te maken hoe die feitelijk bewegen.

11.2.6 Realisme in de media: de foto

De fotografie maakte zich los van de romantische geënsceneerde plaatjes en ging in de richting van de sociologische studie. Wonen en werken van alledag, in alle milieus, werd onderwerp van fotoreportages. Het realistische gehalte van de foto's gaf deze soort verslaglegging meteen status en overtuigingskracht. Jacob Riis vond de fotoflitser met magnesium uit en werd, mede daardoor, politieverslaggever in New York.
De fotografen verenigden zich in vakverenigingen als de Linked Ring en de concurrerende Royal Photographic Society. Ook in de fotografie trad een scheiding op tussen de persfotografie en de l'art pour l'art fotografie. De laatste ontwikkelde zich als kunstfotografie en manipuleerde met compositie, licht en technische trucjes.

11.2.7 Muziek

Muziek werd een uitdrukking van zielsvervoering. De traditionele compositievormen en toonsoorten voldeden daartoe niet. Debussy als impressionist, en Strawinsky Schönberg, Mahler en Puccini vernieuwden elk op eigen wijze de muzikale expressiemogelijkheden.

11.2.8 Jugendstil, Art Nouveau

Jan Toorop, het heden
Jan Toorop, 'Het Heden'.
Tableau van geglazuurde tegels in de Beurs van Berlage (Amsterdam, ca. 1900). De 'moderne tijd' wordt duidelijk gemaakt met een overdaad aan symboliek. De rokende schoorstenen, treinen en stoomboten staan voor de vooruitgang. De scheiding van arbeiders en heren met hoeden voor het politiek bewustzijn der klassen.
De figuur in het midden stelt het koopmanschap voor. De man rechts een arbeider. De vrouw links heeft net zo'n zelfbewuste uitdrukking als de arbeider. Zij draagt net als hij een hamer, symbool voor de deelname aan de maatschappij. Zij draagt bovendien een harnas, symbool voor de emancipatie.
In de geharnaste vrouw en de arbeider zou je ook de goden Minerva en Vulcanus kunnen zien, die volgens de Griekse mythologie aan de mensheid de ambachten leerden en daarmee de basis legden voor de beschaving.

---
Gustav Klimt - De drie levensfasen
Gustav Klimt, De Drie Levensfasen (detail).
Ook Klimt verenigt in zijn werk een symbolische, vaak wat sentimentele inhoud met de decoratieve rijkdom van de Jugendstil.

---

De Jugendstil (in Duitssprekende landen) en de Art nouveau (in Frans sprekende landen) was een kortdurende maar brede poging een nieuw stijl van decoreren en ontwerpen te vestigen. De wortel van de Jugendstil lag in de Arts and Craftsmovement in Engeland. John Ruskin was de theoreticus van de beweging en William Morris de belangrijkste bedrijver (zie hoofdstuk 10).
De Jugendstil ontleende haar naam aan het tijdschrift Jugend dat de groep Duitse kunstenaars enkele jaren uitgaf. In Nederland werd deze stijl slaoliestijl genoemd, naar het affiche dat Jan Toorop maakte voor de Delftsche Slaoliefabriek. In Oostenrijk was er de Wiener Sezession met de Wiener Werkstätte (Sezession betekent 'scheiding'- van het verleden). Deze groep had een eigen tentoonstellingsgebouw. De belangrijkste kunstenaars van de Jugendstil of de Art Nouveau waren:

De Jugendstil omvatte vrijwel alle takken van kunst en vormgeving. De sterkste karakteristiek van de toepassing van de lange sierlijke lijn, die afgeleid is van organische vormen. De kunstenaars uit de Jugendstil waren veelzijdige ontwerpers die het hele terrein van de kunstnijverheid beheersten. Zij ontwierpen niet alleen gevels maar ook interieurs meubilair, glaswerk, tapijten, behang in een samenhangende stijl. Deze bevrijdde zich weliswaar van alle historische stijlen maar had geen echt nieuw architectonisch concept. Daardoor duurde deze stijl maar kort. Het veelvuldig toepassen van dure materialen op zeer bewerkelijke manier hielp bij het verdwijnen van de stijl ten gunste van de art deco die wel fabrieksmatig voor grote groepen beschikbaar kwam.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


11.3 Uit de kunst

11.3.1 Peter Behrens (1868-1940)

Tafellamp 1902
Darmstadt, 70 cm hoog

Behrens was oorspronkelijk opgeleid tot schilder maar zoals zoveel Jugendstilkunstenaars ging hij ontwerpen en werd ook architect. In de jaren dat hij lid was van de Darmstädter Künstlerkolonie (van 1899 tot 1903) ontwierp hij dit tafellampje.
Typisch voor de jugendstilontwerpen was dat er materialen werden gecombineerd, glas en brons. Het glas is gekleurd en in een gegoten frame gezet. Een bronzen vorm moet eerst geboetseerd zijn en vervolgens afgevormd om gegoten te worden. Door dat gietprocedé kunnen er meer exemplaren gemaakt worden. Maar het lampje is niet alleen een nuttig gebruiksvoorwerp, het is ook een beeldhouwwerkje. Het licht van het lampje heeft als belangrijkste effect het doorlichten van het glas in de koepelvorm die door de vrouwenfiguur wordt hooggehouden en het belichten van die figuur. De hele lamp is opgebouwd uit lange sierlijke lijnen. De figuur zelf is een half mystieke gestalte die gestileerd, dus in vereenvoudigde vormen is weergegeven.

11.3.2 De beeldhouwkunst

Het lampje van Behrens moet tot de beeldhouwkunst gerekend worden ondanks de duidelijke functie. De traditionele beeldhouwkunst beperkte zich nog tot de bekende technieken en materialen. In de officiële zuivere beeldhouwkunst zijn vooral Auguste Rodin en Aristide Maillol vermeldenswaard.

11.3.3 Nog meer post-impressionisme

Het symbolisme

Gustave Moreau - Galatea
Gustave Moreau, Galatea.
Pygmalion wilde trouwen maar hij vond geen enkele vrouw mooi genoeg, dus maakte hij een beeld van een prachtige vrouw. Dankzij Aphrodite, de godin van de liefde, kwam het beeld tot leven en ze trouwden.

---

Romantiek is een levensgevoel dat altijd bij mensen aanwezig is. In de kunst beleefde de Romantiek als stijl haar hoogtepunt in de eerste helft van de negentiende eeuw. De snelle technische en sociale veranderingen in de maatschappij verdrukten de romantiek ten tijde van het realisme en het impressionisme. In het belle epoque keert het romantische gevoel echter weer terug. De inhoud van de kunstwerken werd weer literair van aard. De vrije fantasie krijgt weer volop ruimte in het symbolisme. De naam geeft al aan dat niet de realiteit verbeeld werd. De schilderkunst wendde zich af van de zichtbare werkelijkheid naar de innerlijke, religieuze mystieke wereld van de geest. De duidelijkste vertegenwoordiger van dit symbolisme was:

Gustave Moreau (1826-1898) wiens religieuze inspiratie zichtbaar werd in verwarde en mystieke beelden. Hij en zijn tijdgenoot Odilon Redon brachten de fantastische verbeeldingskracht weer in de schilderkunst terug.
Deze trend zou in de twintigste eeuw niet meer verdwijnen. Eén van de voorloper op de hoofdstromen was Paul Gauguin. Hij was zakenman maar begon in 1883 te schilderen. Hij sloot zich aan bij de impressionisten maar miste in hun schilderijen de uitdrukking van gedachten. Hij zocht in zijn loopbaan naar de oorsprong van de menselijke beschaving. Op zijn zwerftocht door het leven zocht hij tenslotte daarnaar in exotische gebieden; hij vertrok naar Tahiti en schilderde daar zijn symbolistische schilderijen.

De Nabis

De nabis waren een groep symbolische gerichte schilders die zowel naar de vorm als de inhoud van de schilderkunst veel van Gauguin overnamen. Voor wat betreft de vorm verwoordde Maurice Denis het als volgt:
"een schilderij - is voor het een strijdros, een vrouwelijk naakt of een anekdote is - een plat vlak waarop volgens een bepaalde orde kleuren zijn aangebracht".
Deze stelling kenmerkt de schilderijen van deze groep. De kleuren zijn in afgebakende vormen ondergebracht. Men noemde dit ordenen van vorm en kleur het cloisonisme.

11.3.4 Paul Gauguin 1897
Gauguin Waar komen wij vandaan? Wat zijn wij? Waar gaan wij heen?

Aan de figuren is al te zien dat Gauguin toen hij dit maakte op Tahiti woonde. Het werk is zijn geestelijke testament. Het is een mysterieus panorama dat slechts vragen oproept naar de betekenis maar dat geen antwoord geeft. Gauguin zei ervan;
"net als in mijn dromen gaat de werkelijkheid samen met de allesomvattende natuur, zoals deze in onze geest heerst".
Gauguin was naar Tahiti vertrokken omdat hij in de zogenaamde primitieve cultuur daar waarden meende te vinden die hij in de ontwikkelde westerse wereld miste. De voorstelling van het schilderij is het belangrijkste. De titel van het schilderij onderstreept dat ook. Het is gecomponeerd uit verschillende delen die tezamen het idee op symbolische wijze moeten duidelijk maken. Kunst die op voorstelling is gericht zou in de twintigste eeuw een rol blijven spelen.

Edvard Munch
Edvard Munch, Vier meisjes in Aasgaardstrand, 1902.
---
Juan Gris - De eieren
Juan Gris, de eieren (1910)
In 1906 verhuisde Gris naar Parijs waar hij onder invloed kwam te staan van zijn vriend en landgenoot Pablo Picasso. De invloed van het kubisme is in dit schilderij goed te zien al laat Gris het perspectief in stand.

---

11.3.5 Expressie, een veelkoppig monster

In de kunst werd, na het symbolisme, de zichtbare wereld steeds sterker gerelativeerd. De weergave lag niet langer op de natuurgetrouwheid, maar op de subjectieve beleving en ervaring. Het onderbewuste en de intuïtie werden de uitgangspunten voor het artistieke proces. Het uitdrukken van het individuele gevoel werd het hoofdoel van het artistieke proces. Vandaar de naam expessionisme.

Het expressionisme ontstond in Duitsland in 1905. Ruim vóór de Eerste Wereldoorlog. Deze oorlog is dus GEEN verklaring voor het onstaan van het expressionisme!

Wie waren de voorlopers van het expressionisme?

Vincent van Gogh die leefde van 1853 tot 1890 was expressionist avant-la-lettre. Oorspronkelijk wilde hij met zijn kunst missioneringwerk bedrijven maar eenmaal in Frankrijk schilderde hij, als autodidact, met de impressionisten mee. Zijn vorm- en kleurgebruik en zijn manier van schilderen waren echter puur expressionistisch van aard. De Franse expressionisten, de Fauves en de Duitse expressionisten die in twee groepen werkten: die Brücke en der Blaue Reiter vormden de kern van de nieuwe moderne kunst.

Kenmerken van het kubisme
  • het ontleden van waargenomen vormen tot (min of meer) geometrische elementen;
  • combinatie van verschillende gezichtspunten;
  • invloed van archaïsche en 'primitieve' kunst;
  • onderwerpen op fragmentarische wijze weergegeven;
  • fragmenten verbonden door meetkundige, geometrische vormen;
  • perspectivische ruimtewerking ontbreekt (het terugdringen van het centraal perspectief tot een licht-/schaduwreliëf/een vlak karakter);
  • chromatisch kleurgebruik (het terugbrengen van het koloriet ten gunste van een (overzichtelijke) ordening met een enigszins monochroom karakter);
  • nadruk op plasticiteit en analyse van de vorm;
Het futurisme heeft dezelfde kenmerken als het kubisme en bovendien:
  • radicale verwerping van verouderde cultuur en haar vertegenwoordigers;
  • verheerlijking van lawaai, snelheid, beweging, macht, agressie, machines;
  • fragmentarische en analyserende vormentaal van kubisme uitgebreid met bewegingspatronen.

Paul Cézanne (1839-1906) was de eerste 'kubist' avant-la-lettre. Ook hij was tijdgenoot van de impressionisten maar zocht in elk onderwerp een samenhangende structuur van geometrische vormen. Zijn werk werd in 1874 nog geweigerd voor de Salon. Veel begrip voor zijn zoeken kreeg hij niet. Hij bouwde zijn schilderijen op met korte brede toetsen die de voorstelling een 'gebouwde' indruk gaven. Zijn vormgevoel werd begrepen door Picasso, Braque, Leger en anderen. Zij vormden de kubisten, een scheldnaam die ze kregen vanwege hun oplossing van vorm en ruimte. Elk volume werd als het ware 'verscherfd' weergegeven zodat verschillende delen van een vorm of voorwerp naast elkaar kwamen te staan in het vlak. De ruimte werd platgedrukt.
De fauvisten en kubisten exposeerden ongeveer tegelijkertijd in 1905. Zij kenden elkaars werk maar zochten langs eigen wegen naar nieuwe schilderkunstige oplossingen. In de jaren dertig zou blijken dat beide groepen aardig op dezelfde lijn gekomen waren. Op weg naar de volledige abstractie.

11.3.6 Henri Matisse (1869-1954) 

La danse

Matisse was leerling van de symbolist Moreau die van hem zei:

"Henri , je bent geboren om de schilderkunst te vereenvoudigen".

Dat ging ook gebeuren. Stapsgewijs werkte hij aan een samengaan van art-nouveau lijngebruik en Gauguin-achtige kleurvormen. In het schilderij de dans (bekijk een afbeelding) zijn zowel het doorzicht als het landschap opgegaan in twee egaal werkende kleuren. Daarvoor beheersen vijf dansende figuren de hele compositie. De lichamelijkheid van de figuren is vereenvoudigd tot lijnaccenten en de kleur is egaal. Het schilderij is figuratief; je kunt zien wat het voorstelt maar door het ontbreken en veranderen van beeldaspecten is er al sprake van abstraheren. Matisse zei van zijn schilderkunst: "een schilderij moet een balsem zijn voor het oog een leunstoel..."

11.3.7 Pablo Picasso
Les demoiselles 'd Avignon

Pablo Picasso leefde van 1881 tot 1973. Hij kwam uit Spanje, studeerde aan de academie en ging aanvankelijk heel traditioneel aan het werk. In Frankrijk sloot hij zich aan bij de jonge garde schilders die naar vernieuwing zocht. Picasso doorliep in zijn weg naar een eigen stijl verschillende stadia. De blauwe periode (1901-1904) en de roze periode (1904-1907) waarin voornamelijk circusfiguren geschilderd werden. Het ontdekken van de expressieve kracht van negermaskers was voor Picasso een aanduiding in welke richting hij moest ontwikkelen. In het schilderij les demoiselles d'Avignon (de meisjes uit het bordeel in de Avignonstraat te Barcelona) worden alle vormen onder het zelfde regime gebracht (bekijk een afbeelding). Alle vormen zijn min of meer verwant aan de geometrie en beheersen, net als bij Matisse, het beeldvlak. Deze manier van werken noemde men het analytisch kubisme. De vormen die nu nog samen, als een verkreukeld papier, het vlak uitmaken zouden geleidelijk zelfstandige gekleurde vormen worden. Dan worden vormen als collagepapier over elkaar gelegd: het synthetisch kubisme.
Picasso was geen theoreticus. Hij interesseerde zich niet voor kunstfilosofie en het gedoe in het kunstcircuit. Hij werkte de rest van zijn leven door in Zuid-Frankrijk.

11.3.8 Ernst Barlach (1870-1938), Zingende man

Ernst Barlach, Zingende man

De beeldhouwkunst veranderde in het expressionisme op dezelfde manier als de schilderkunst. Ook hier werden vorm, kleur en textuur eigenzinnig behandeld. Beeldhouwkunst betreft eerst en vooral de vorm door de aard van het werk. De uitdrukkingskracht van de vorm wordt versterkt door te vereenvoudigen en de vervormen. Ernst Barlach, de maker van het beeld de zingende man deed dat ook. Het weergeven van geluid is voor een beeldhouwer een lastig probleem; de kans is groot dat er slechts een gapende mond te zien is. De gehele gestalte moet de handeling duidelijk maken. De gemoedelijke maar gespannen houding van de figuur en de uitdrukking van het gezicht maken het zingen zichtbaar. Barlach nam in zijn hele oeuvre de mens met zijn emoties als onderwerp. Hij zette de traditie van het beeldsnijden voort die in Duitsland vanaf de middeleeuwen sterk aanwezig was. De sporen van het snijden en de beitels zijn op het hout nog zichtbaar.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.




Valid HTML 4.01 Transitional