Genetisch onderzoek heeft aangetoond dat de Italianen hoofdzakelijk afstammen van vier voor-Romeinse volken: de Grieken, de Liguriërs, de Osco-Piceniërs en de Etrusken. De Romeinen en de vele bezetters die Italië tijdens en na de Romeinse tijd nog heeft gehad, hebben relatief weinig sporen achtergelaten. De Feniciërs, Kelten, Byzantijnen, Longobarden, Arabieren, Noormannen, Duitsers en alle andere bezetters namen wel de macht over, maar de migratie die daarmee gepaard ging was te gering om een genetisch stempel te drukken op de Italianen. Desalniettemin zijn er in Italië veel mensen met een erg Noord-Europees of Arabisch uiterlijk, die wel degelijk lijken af te stammen van de vroegere bezetters.
'Venditore ambulante' aan de kust van Campanië. De meeste van deze verkopers zijn afkomstig uit Afrika. |
Italië is lange tijd een emigratieland geweest, maar nu is het een immigratieland. De laatste jaren neemt die immigratie flink toe. In 2004 was nog 3,2% van de officiele inwoners van Italië van buitenlandse afkomst, in 2018 was dat al 8,5%. Zonder emigratie zou de bevolking van Italië krimpen: Italiaanse vrouwen krijgen gemiddeld slechts 1,34 kind.
Veel immigranten zijn echter niet geregistreerd. Honderdduizenden West- en Noord-Afrikanen komen in het land hun geluk beproeven en leven in de illegaliteit. Ze worden als moderne slaven ingezet in fabriekjes en de landbouw, op zeer grote schaal in de tomatenpluk in Campanië en Apulië. Of ze leven van de straathandel. Dan hangen ze rond bij verkeerslichten waar ze papieren zakdoekjes of aanstekers verkopen aan stilstaande automobilisten. Of bij de toeristische trekpleisters en op het strand, waar ze als marskramers alles verkopen wat klein en draagbaar is, vooral nagemaakte merkartikelen. "Vu'cumprà?", vragen zij de mensen gewoonlijk: "Wilt u wat kopen?" in een verbasterd mengsel van Frans en Italiaans. Zo worden ze dan ook genoemd: vu'cumprà's.
Geregistreerde buitenlanders woonachtig in Italië op 1 januari 2018.
Gebied/land van herkomst | Aantal |
Europese unie (voornamelijk Roemenië) |
1.544.615 |
Overig Europa (voornamelijk Albanië, Oekraïne en Moldavië) | 1.059.061 |
Afrika (voornamelijk Marokko, Egypte, Nigeria en Senegal) | 1.172.478 |
Azië (voornamelijk China, Bangladesh, India, Sri Lanka, Pakistan en Filippijnen) | 1.098.736 |
Amerika (voornamelijk Peru, Ecuador en Brazilië | 381.724 |
Totaal | 5.256.614 |
Bron: ISTAT 2019 (gegevens bewerkt)
De steden met de grootste aantallen immigranten zijn: Milaan, Turijn, Genua, Brescia, Bologna, Verona, Padova, Modena, Reggio nell'Emilia, Rome, Florence en Prato.
Italië heeft te kampen met de sterkste vergrijzing van heel Europa (en na Japan de sterkste van de wereld). In 2017 was al 23% van de bevolking ouder dan 64 jaar (Nederland 19%)
De Italiaanse dorpen vergrijzen nog veel harder dan de steden.
In het verdrag van Lateranen (1929) werd vastgesteld dat de rooms-katholieke religie de staatsgodsdienst werd. In 1984 werd dat weer ongedaan gemaakt.
Omdat de Italiaanse hoofdstad ook het centrum van de katholieke wereld is, blijft de invloed van het katholicisme groot. Van de Italianen zegt 71,1% rooms-katholiek te zijn; 25,4% noemt zichzelf praktiserend.
Sommige andere religies groeien zeer snel (2.000.000 moslims, 1.800.000 Grieks- en oosters orthodoxen) en andere zijn wel groot maar groeien nauwelijks (bijvoorbeeld 690.000 Protestanten, 425.000 Jehova's getuigen). De nieuwkomers in Italië hebben vaak andere religies dan de rooms-katholieke.
Het Italiaans is een Romaanse taal die deel uitmaakt van de Indo-europese talen. De Romaanse talen hebben zich ontwikkeld uit het Latijn.
Het moderne Italiaans is, net als alle andere nationale talen, een dialect dat het tot landstaal heeft geschopt. Het Italiaans was het dialect dat in de renaissance door belangrijk geleerden en schrijvers werd gebruikt, zoals Dante, Petrarca en Boccaccio. Hun Italiaans werd de standaard voor beschaafd taalgebruik. Het was de taal van Florence, aangevuld met Siciliaanse, Franse en Latijnse woorden.
Van de immigranten zegt 40% geen enkele moeite te hebben met Italiaans en sinds er nationale televisie bestaat, en de Italianen daar een groot gedeelte van de dag naar kijken, spreken bijna alle in Italië geboren Italianen wel Italiaans. Maar naast het Italiaans worden er nog vele dialecten en andere talen gesproken (al neemt het aantal mensen dat dialect gebruikt enorm snel af).
Belangrijkste in Italië gesproken talen en dialecten (naast het Italiaans)
Napolitaans-Calabrees | 5.700.000 |
Lombardisch | 3.600.000 |
Siciliaans | 4.700.000 |
Piëmontees | 1.200.000 |
Venetiaans | 3.800.000 |
Emiliano-Romagnolo | 1.000.000 |
Sardisch | 1.000.000 |
Roemeens | 800.000 |
Arabisch | 500.000 |
Ligurisch | 500.000 |
Albanees | 400.000 |
Beiers (Zuid Tirol) | 345.000 |
Spaans | 260.000 |
Chinees | 160.000 |
Russisch | 130.000 |
Oekraïens | 120.000 | Frans | 120.000 |
Servo-Kroatisch | 100.000 |
Occitaans | 100.000 |
Gallurees | 100.000 |
Sloveens | 100.000 |
Italiaans-Albanees | 100.000 |
Frans-Provençaals | 70.000 |
Ladinisch | 31.000 |
Italiaans-Grieks | 31.000 |
Bron: ISTAT 2014 (tenzij anders vermeld - gegevens bewerkt)
Kinderen in Molfetta (Apulië). |
De Italiaanse jeugd is conformistischer dan de Nederlandse. |
Het schetsen van een portret van een volk is een hachelijke onderneming. Om een portret goed te laten lijken, is het namelijk noodzakelijk datgene wat opvalt uit te vergroten, ook de wat minder fraaie trekjes. Dat die er zijn, weten de Italianen zelf heel goed, maar ze geven er de voorkeur dat stil te houden. Italianen zien hun vaderland eerder als een moeder en hoewel ze zelf zonder ophouden klagen over haar ondeugden, horen ze uit de mond van buitenstaanders toch liever complimenten.
Hoewel deze hele website een eerbetoon is aan de Italianen - een volk dat een onevenredig groot aantal kunstenaars, denkers, vernieuwers, heiligen en helden heeft voortgebracht - gebeurt het regelmatig dat Italianen me kwalijk nemen dat ik ook kritische dingen over hun landgenoten opschrijf. Ik overdrijf, het is een karikatuur, het zijn stereotiepen - zeggen ze dan.
Nu is het inderdaad een beetje eng te spreken over een 'volksaard' want wat is een 'volk' eigenlijk. Bij Nederlanders ebt het besef deel uit te maken van een volk snel weg. De meesten van ons spreken nog wel Nederlands en we zijn verontwaardigd als Máxima zegt dat dé Nederlander niet bestaat. Maar zijn we nog verwant? Hebben we nog dezelfde mentaliteit, gewoontes, gebruiken, normen en waarden? Hebben we nog wel een gemeenschappelijke cultuur? Veel nieuwe en oude Nederlanders willen dat niet eens meer. Ze zoeken het in meer of minder X-treme subculturen, willen pluriformiteit, multicultuur - rappers, breakdansers en graffitispuiters in plaats van klompendansers en koekhappers.
In het kader van scholierenuitwisselingen zit ik regelmatig met Nederlandse en Italiaanse leerlingen in de bus. Vaak zingen de Italiaanse leerlingen dan vol overgave hun 'Fratelli d'Italia' waarna ze de Nederlanders vragen hún volkslied te zingen. Ik schaam me diep als blijkt dat die niet verder komen dan regel twee en de rest aanvullen met wat vals geneurie.
Spelende kinderen met hun ouders in Venetië.
In Italië ligt dat (nog) anders. Door veel factoren is de cultuuroverdracht in Italië sterker dan bij ons en gaan mentaliteitsveranderingen trager. Italianen zijn trotser op hun eigen land dan Nederlanders. In de opvoeding en het onderwijs is veel meer aandacht voor de eigen geschiedenis en cultuur. Jongeren richten zich meer naar hun ouders en krijgen sowieso een minder vrije opvoeding. In die opvoeding spelen bovendien de grootouders een belangrijke rol. Daarnaast heeft Italië een veel lager percentage immigranten in haar bevolking.
De Italiaanse cultuur is daardoor eenvormiger dan de Nederlandse. Hoe iemand zich dient te gedragen, wat correct is en wat niet, wat knap is en wat niet, wat elegant is en wat niet, is in Italië meer gestandaardiseerd. Onwillekeurig richt men zich naar die standaard door wie er aan voldoet te belonen en ten voorbeeld te stellen.
Over wat normaal is in Italië gaat dit hoofdstuk, en dan zullen we het niet hebben over alles wat hetzelfde is als bij ons. Alleen wat afwijkt is het vermelden waard. Daardoor is het onvermijdelijk dat een karikaturaal beeld ontstaat. De lezer zij gewaarschuwd. Tenslotte moeten we opmerken dat geen enkel individu alle kenmerken vertoont van de groep waartoe hij behoort.
Generaliserend over een volk spreken is dus eigenlijk onzinnig en een te grote versimpeling van de werkelijkheid; maar omdat we het tóch doen, vragen we de lezer zich steeds te realiseren dat 'dé Italiaan' waar wij het over hebben net zo min bestaat als 'dé Nederlander'.
Klik op "play" om te zien hoe Bruno Bozzetto tegen zijn landgenoten aankijkt (zie ook de Bruno Bozzetto website.
De commedia all'Italiana is het meest succesvolle genre uit de Italiaanse filmgeschiedenis. Commedia, dat klinkt alsof het om te lachen is, maar bij Italiaanse komedies valt over het algemeen weinig te lachen. Meestal gaan ze over eerlijke mensen die door hun naïviteit ten prooi vallen aan hun omgeving; over goedgelovige sukkels, fessi, die voortdurend het slachtoffer zijn van de boze buitenwereld en in allerlei netelige situaties belanden. Het zijn tragikomedies waarin tragiek en melancholie overheersen en die in het Italiaans daarom wel eens malincomico ('melankomisch') worden genoemd. De Italiaanse held, of beter anti-held, moet het voortdurend ontgelden. Hij wordt gemangeld door het systeem en gedreven door een verlangen naar het onbereikbare. Cynische humor camoufleert het gevoel van wanhoop. De charmante, ontwapenende anti-held uit de zwarte komedie is het personage waarmee de Italianen zich het best kunnen identificeren, het is de personificatie van De Italiaan. De eeuwige looser.
Die underdogpositie van de Italianen vindt zijn oorsprong in een ver verleden. Grieken, Arabieren, Duitsers, Spanjaarden, Fransen en Oostenrijkers wilden allemaal Italië als achtertuin hebben en zij hebben elkaar keer op keer, eeuw in eeuw uit, over de ruggen van de Italianen bestreden (en wanneer er geen buitenlanders waren om oorlog tegen te voeren, dan trokken de Italiaanse staatjes wel tegen elkaar ten strijde). Na de verpletterende nederlaag tegen de Fransen bij Fornovo (1495) stond het voor de Italianen vast: nooit zouden zij erin slagen om een eenheid te vormen die zich effectief zou kunnen verzetten tegen indringers, bezetters en tirannen. Hoewel zij zich op bijna alle terreinen ver verheven konden voelen boven de barbaren die hun land vertrapten, waren zij door hun gebrek aan eenheid gedoemd hun knechten te worden - en te blijven.
Na Fornovo wist men in Europa wat er in Italië te halen viel en ook dat al die schatten werden verdedigd door een bij elkaar geraapt zootje huurlingen - en dus voor het oprapen lagen. Italië werd tot een wingewest voor buitenlandse mogendheden.
Pas halverwege de 19e eeuw gloorde er weer hoop op vrijheid en onafhankelijkheid. Goffredo Mameli dei Mannelli dichtte in 1847 het Italiaanse volkslied waarvan een couplet luidt:
Eeuwenlang zijn wij
Vertrapt en bespot
Omdat we niet één volk zijn
Omdat we zijn verdeeld
Laat één vlag, één hoop
Ons bijeenbrengen
Om ons te verenigen
Velen dachten dat er met de eenwording van Italië en het ontstaan van de Italiaanse staat in de tweede helft van de 19e eeuw, een nieuw tijdperk zou aanbreken. Een tijdperk van eenheid, zelfvertrouwen, macht en trots; en inderdaad woei er op het schiereiland een aantal jaren een frisse, idealistische en optimistische wind. Maar dat was van korte duur. Al vlug gingen de Italianen weer gebukt onder een ander repressief regime, dat van de Duce: Mussolini.
En zo komt het dat de Italianen tot op de dag van vandaag het gevoel hebben dat de Italiaanse natie niet zo is als de andere staten van Europa, zoals de grote Europese broers Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, staten die wat te vertellen hebben in de wereld, staten waar naar geluisterd wordt, die vol zelfvertrouwen een hoofdrol durven spelen op het wereldtoneel. Ze hebben de indruk dat hun land niet helemaal voor vol wordt aangezien en vinden dat ook logisch, want zelf hebben ze ook maar weinig op met hun leiders en politieke klasse en ze zien ook wel dat hun hopeloze verdeeldheid nog altijd doortastend optreden in de weg staat.
Veel Italiaanse journalisten, intellectuelen en politici laten geen gelegenheid onbenut om stevige kritiek te leveren op het eigen land. De weblog van Beppe Grillo (150.000 - 200.000 bezoekers per dag) en de boeken van Antonio Stella en Sergio Rizzi - 'La Casta'(1,3 miljoen exemplaren verkocht in Italië) en 'La Deriva' - hebben de decadentie van het Italiaanse politieke en maatschappelijke systeem als onderwerp. Een andere mega-bestseller, 'Gomorra', van Roberto Saviano (2,3 miljoen exemplaren verkocht in Italië), gaat over Campanië als criminele achterbuurt van Europa en de rol van de camorra in de internationale economie. Zelfs de bekende Italiaanse rapper Fabri Fibra heeft het over de teloorgang van de oude waarden en idealen in zijn single In Italia (2008, met het refrein gezongen door Gianna Nannini). De videoclip is veelbetekenend op een begraafplaats opgenomen.
Als rechtlijnige noorderling denk je al gauw dat als zoveel Italianen zich ervan bewust zijn dat het anders moet, zij toch ook in staat moeten zijn iets te veranderen. Maar zo simpel ligt het niet. Er zijn inderdaad veel mensen die de problemen erkennen en ze bovendien glashelder kunnen analyseren, maar dat betekent niet dat ze die ook willen en kunnen oplossen. Italianen klagen graag en vaak over hun land en bespotten hun landgenoten maar de klagers en critici zien zichzelf altijd als slachtoffers van het systeem, onmachtig iets te veranderen.
Bovendien wordt de noodzaak om de problemen aan te pakken onvoldoende gevoeld. Het succes en de veiligheid van de Italiaan hangen immers niet af van de collectieve inspanning van diens landgenoten, waaraan hij zijn eigen bijdrage zou kunnen leveren, maar van de inspanningen van zijn vrienden en familie en uiteindelijk van zijn eigen intuïtie, zijn eigen capaciteiten en zijn eigen aangeboren sluwheid.
Door vele eeuwen ervaring met revoluties, vreemde indringers, burgeroorlogen, bloeddorstige tirannen, hebberige hovelingen en corrupte politici hebben de Italianen geleerd dat ze uiteindelijk altijd op zichzelf zijn aangewezen. Ze hebben zich er bij neergelegd dat het leven wreed is en de wereld slecht.
Het 'siamo in Italia' (we zijn nu eenmaal in Italië) heeft zich in het collectieve bewustzijn genesteld. Het is tegelijk een verklaring en een excuus: het is nu eenmaal zo en je kunt van ons niet anders verwachten.
Maar hoe kan het dan toch dat Italianen altijd de indruk wekken vrolijk en uitgelaten te zijn? Waarom lijken ze toch zo tevreden en gelukkig?
De verklaring die de Italianen zelf het liefst geven is dat zij door schade en schande hebben geleerd er het beste van te maken. Ze weten dat ze zich niet moeten laten leiden door vage idealen of laten belemmeren door knellende principes, maar het leven moeten nemen zoals het komt en proberen er uit te halen wat erin zit. Als het gaat om grote begrippen als Politiek, Recht, Staat, Europa, Economie of Vooruitgang zijn Italianen uitermate cynisch. Ze beperken hun blik liever tot het gebied waar ze zelf invloed op hebben. En daar zijn ze tot geweldige prestaties in staat.
De Italianen hebben de levenskunst uitgevonden om zichzelf op te vrolijken in tijden van tegenspoed en als daad van verzet tegen vernedering, beklemming, verveling en somberheid. De renaissance bereikte met Titiaan en Michelangelo een hoogtepunt terwijl Frans I en Karel V streden om de oppermacht in Italië en Spaanse en Franse troepen er sporen van vernieling trokken; en de bloei van de glorieuze en uitbundige barok vond plaats in een periode dat de Italianen in de tang werden gehouden door het totalitaire Spaanse regime enerzijds en de intolerante katholieke kerk anderzijds. Tegen de verdrukking in vonden de levenskracht en fantasie van de Italianen een uitweg in kunst en cultuur.
Presentatie
Italianen hebben een eigen wereld geschapen die veel interessanter is dan de echte. In de loop van de eeuwen hebben ze alles wat hen omringt, inclusief het landschap en de steden, zorgvuldig vormgegeven. Zelf zijn zij de personages die in dat prachtige decor vol overgave hun rol spelen. Met hun natuurlijke aanleg om te acteren en te ensceneren weten ze de meest alledaagse dingen om te toveren tot iets bijzonders.
In de meeste landen wordt de mens gevormd door de werkelijkheid, in Italië is de werkelijkheid gevormd door de mens. In andere delen van de wereld gaat het om de inhoud en wordt de uiterlijke vorm beschouwd als nuttig maar ondergeschikt. In Italië is de uiterlijke vorm minstens zo belangrijk als de inhoud. Italianen blinken daarom uit op al de gebieden waarop de vorm domineert: beeldende kunst, bouwkust, beeldhouwkunst, industrieel ontwerp, mode, edelsmeedkunst, film, tuinarchitectuur, muziek, muziektheater enzovoorts; maar ook hun feesten, optochten, ceremonies en vuurwerk getuigen van veel fantasie en een groot gevoel voor effect.
La Bella Figura
Italianen hebben een grote voorliefde voor de uiterlijke kant van het leven. Ze laten zichzelf graag horen en zien en proberen daarbij zo goed mogelijk voor de dag te komen. Gracieus bewegen, vloeiend en zelfverzekerd spreken, zich goed kleden, uiting geven aan goede smaak en gevoel voor stijl bij de keuze van een auto, meubels, de aanleg van de tuin; het hoort allemaal bij het Italiaanse begrip La bella figura, wat zoiets betekent als 'goed voor de dag komen'.
Niet voor niets is de erewacht van de paus (De Zwitserse Garde) nog steeds gestoken in renaissance-uniform, inclusief helm, kuras en hellebaard; draagt de presidentiële lijfwacht stalen borstplaten, gepluimde helmen en vervaarlijke sabels; en dragen carabinieri, bij bijzondere gelegenheden, nog steeds het model uniform uit de tijd van Napoleon. Een goede gelegenheid om eens te pronken met heel bijzondere kostuums bieden de talrijke religieuze feesten en historische optochten.
Barok
Een kunststijl die in alle opzichten voortkomt uit de Italiaanse aard en geschiedenis is de barok. Natuurlijk, de barok is een visualisering van de triomf van de katholieke kerk, van de verovering van de wereld door het katholieke geloof en de overwinning op de 'ketterij'. En natuurlijk, de barok kon alleen maar ontstaan door een concentratie van macht en middelen bij een kleine groep mensen, wat mogelijk was door de sterk hiërarchische, en dikwijls zelfs feodale sociale structuur tijdens het Spaanse bewind. Maar de barok is ook illusie, grandeur en uitbundige vreugde. Barokarchitecten gebruikten de evenwichtige vormentaal uit de oudheid en renaissance met een fantasie die nieuw en bevrijdend was en de beeldhouwers en schilders combineerden het fantastische met een adembenemend realisme.
In een barok gebouw is het vaak moeilijk te zeggen waar de werkelijkheid ophoudt en de illusie begint. Dikwijls wordt de werkelijke architectuur eerst voortgezet in reliëfs van stucwerk en vervolgens in een met perspectivische trucs geschilderde ruimte. In Ligurië had men vroeger gewoonte huizen rijk te versieren met nep-architectuur en als, omwille van de harmonie, ergens een raam nodig was dat er in werkelijkheid niet was, dan werd het geschilderd. Ook interieurs van villa's en paleizen werden dikwijls met schijnarchitectuur beschilderd. In de barok werd de grens tussen werkelijkheid en illusie voortdurend en met opzet overschreden, want men vond namaak altijd beter dan niets en dikwijls zelfs beter dan echt. En in Italië geldt dit laatste op veel meer terreinen dan alleen dat van de kunst.
Vreemdelingen zouden gemakkelijk kunnen denken dat alles in Italië fictie is, dat niets is wat het lijkt en dat men nooit kan vertrouwen op wat men ziet, maar zo is het niet. Hun vermogen om de werkelijkheid te verfraaien en te veranderen zetten de Italianen in om die werkelijkheid krachtiger, duidelijker en intenser te maken. Al dat theater en al die illusie dienen niet om de ander om de tuin te leiden, maar juist om de inhoud te verduidelijken en te versterken. Ze weten bovendien dat een goede presentatie de kans op succes aanmerkelijk verhoogt. Het is te noordelijk, te calvinistisch om de verpakking als overbodige franje te beschouwen. Voor Italianen gaan fantasie en werkelijkheid gemakkelijk in elkaar over en zijn vorm en inhoud beide nuttig.
Italianen verschillen niet zoveel van Nederlanders. Voor beiden geldt dat het belangrijk is succes te hebben in het leven. Maar er zijn wel wat verschillen in de wegen die naar succes leiden. In het door het calvinisme gevormde Nederland zijn de persoonlijke verdiensten altijd heel belangrijk geweest. De Nederlander kon (en kan) vooruit komen door hard te werken en goed werk af te leveren en is daarbij betrekkelijk onafhankelijk van anderen. Publieke diensten werken goed, er is een goede rechtsbescherming en een redelijk betrouwbare overheid.
In Italië was de publieke sector altijd veel minder betrouwbaar en is het nog steeds niet altijd het wettige gezag dat de dienst uitmaakt; en als het al de dienst uitmaakt, is dat lang niet altijd omdat dat het wettige gezag is. Het heeft niet zoveel met recht en gezag te maken wie het in Italië voor het zeggen heeft, maar meer met macht. Daarbij draait het om verbondenheid en afhankelijkheid. Hoe meer andere mensen aan je gebonden of van je afhankelijk zijn, hoe meer je van hen gedaan kan krijgen, hoe meer macht en hoe meer kans op succes. Ieder individu moet voortdurend werken aan zijn positie in het sociale netwerk en zich zien te verzekeren van de steun van mensen van wie hij afhankelijk is, of ooit zou kunnen worden, inclusief zijn grootste rivalen en vijanden.
Dat Italianen zo meegaand, toegeeflijk en sympathiek zijn, is dus óók bittere noodzaak. Veel conflicten werden in het verleden niet beslecht op basis van de wet, volgens abstracte overwegingen van het recht, maar door middel van een krachtmeting in macht en dus van de steun van anderen.
Om anderen gunstig te stemmen en hun genegenheid te winnen schuwen veel Italianen ook vleierij niet. In Italië ben je al snel heel speciaal of zelfs uniek. En omdat jij de beste bent, wordt er voor jou een uitzondering gemaakt en krijg jij, als enige natuurlijk, bijzondere voorrechten, een speciale behandeling of een vriendenprijs. Iedereen weet dat het niet kan, maar het is verleidelijk het te geloven.
Vanwege het aldoor wisselende politieke klimaat met steeds wisselende machthebbers is het ook noodzakelijk politieke vrienden te hebben, het liefst van verschillende politieke partijen, en daarbij niet al te kieskeurig te zijn, want mensen met principes komen in Italië niet zo ver. Zonder de juiste vrienden op de juiste plaatsen zal het in Italië heel moeilijk zijn iets gedaan te krijgen.
Maar geen vriend zal iets voor je doen zonder er een vriendendienst voor terug te verwachten: het Italiaanse sociale systeem is niet gebaseerd op algemeen belang maar op wederzijds belang. Wie steun krijgt van een vriend in de politiek (in de vorm van bijvoorbeeld een baan bij een staatsbedrijf of overheidsinstelling, of een overheidsopdracht) wordt geacht die vriend een wederdienst te bewijzen door bijvoorbeeld stemmen op hem te organiseren of door een kleine vergoeding. Dit systeem wordt in Italië clientelismo (klantensysteem) genoemd.
In het noorden van Italië, waar de overheid en haar dienaren tegenwoordig redelijk betrouwbaar zijn, is het investeren in dat netwerk niet meer zo noodzakelijk - al zijn de huidige omgangsvormen er ontstaan in tijden dat het nog wel zo was. In het zuiden, en dan vooral in de regio's Apulië, Campanië, Calabrië en Sicilië, hebben criminele clans een nauwelijks te overschatten macht en invloed op het economisch leven en het openbaar bestuur. In de provincie Napels zijn van op één na alle gemeentes de gemeentebesturen al eens ontbonden vanwege banden met de maffia. In zo'n omgeving is de steun van 'vrienden' nog altijd onontbeerlijk.
In die vijandige en onbetrouwbare wereld bestaat er voor de Italianen maar één instituut waarop zij te allen tijde kunnen rekenen: de familie. Iemand heeft eens gezegd dat Italië geen staat is, maar een federatie van families. De familie biedt troost, hulp, raad, voeding, wapens, bondgenoten en ga zo maar door. In de familie bewaren en beschermen de Italianen hun normen, waarden en idealen, daar tonen ze hun moed en hun verantwoordelijkheidsgevoel. Dankzij het Italië van de families konden de Italianen zelfs in tijden dat De Staat zo goed als ter ziele was, redelijk normaal functioneren. Dat is ook een reden dat de meeste Italianen op een politieke partij stemmen waarvan ze zo weinig mogelijk last hebben; of op een regionale belangenpartij, waarvan ze verwachten dat die de concrete problemen van de familieleden kan oplossen.
Drie generaties in Caprarola (Lazio). |
Ook Italië heeft een sterke vergrijzing. |
En erg weinig kinderen. |
Mannen ontmoeten elkaar op het centrale plein van Bibbiena (Toscane). |
Picknik op deMonte Grappa (Veneto). |
Het belangrijkste (en misschien wel enige) doel van de mens op aarde is sistemare: inrichten, orde scheppen. Italianen moeten altijd en overal sistemare. Sistemare is de natuur temmen, de chaos overwinnen, het leven begrijpelijk en overzichtelijk maken en zich gereed maken voor de toekomst. Als je ben sistemato bent in je persoonlijk leven, dan heb je een partner, een kind, een baan, een mooi ingericht huis en een auto.
Ouders zien het als hun plicht te zorgen voor de sistemazione van hun kinderen, en dat gaat veel verder dan zorgen voor een bed, opvoeding, veiligheid en welbevinden gedurende de kindertijd. Dikwijls zorgen zij voor de uitzet, een woning inclusief de inrichting, betalen de trouwerij en passen op de kleinkinderen. Een logisch gevolg is dat kinderen zich aan hun ouders aanpassen en conflicten uit de weg gaan.
De hang naar orde en regelmaat strekt zich ook uit tot de beeldende kunst en de architectuur. Geometrische structuren, symmetrie, afgewogen composities, meetkundige verhoudingen en proportieleer kenmerken al sinds de oudheid de Italiaanse kunst.
Hoewel Italianen op het eerste gezicht heel open en opgeruimd zijn, gaan achter die vrolijke buitenkant dikwijls ook angst, achterdocht en cynisme schuil. Buiten de kring van intimi zijn ze altijd op hun hoede en vertrouwen nooit volledig op de goede bedoelingen van anderen. In Italië golden op veel plaatsen lange tijd de wetten van de jungle en er zijn genoeg gebieden waar dat nog zo is. Daarom zijn overal rolluiken, camera's, hekken, muren, alarminstallaties, bewakers, helikopters, zwaailichten en sirenes; en daardoor ook hebben de Italianen een aantal karaktertrekken ontwikkeld die nog steeds goed herkenbaar zijn. Dat zijn bijvoorbeeld de angst om op te vallen, de drang om anderen te slim af te zijn, het vermogen om steeds het grootst mogelijke voordeel te halen uit wisselende omstandigheden en de voorkeur voor concrete zaken.
Terrasje in Padua (Veneto).
Eén van de manieren om moeilijkheden te voorkomen is er voor te zorgen niet te veel op te vallen. Men moet nu eenmaal iedereen te vriend houden. Italianen zijn daarom hartelijk, maar laten niet gauw het achterste van hun tong zien, ze houden altijd een uitweg open, en als het om politieke of controversiële kwesties gaat, houden ze zich al helemaal op de vlakte - tenzij ze zekere weten onder échte vrienden te zijn.
Hetzelfde geldt voor emoties. Hoewel communicatie met veel acteerwerk wordt verduidelijkt, toont men alleen aan vertrouwelingen zijn échte gevoelens. Buitenstaanders die met al te veel emoties hun menselijkheid, begrip en medeleven tonen, worden met argwaan bekeken. Het kán bijna niet dat ze dat doen zonder er zelf beter van te willen worden.
Zelfs voor prestaties geldt het. Wie wat heeft bereikt in zijn leven of uitblinkt, wordt al gauw van van alles en nog wat verdacht. De laatste verklaring waar men opkomt is wel dat het door zijn goede prestaties komt.
Het is, kortom, in Italië moeilijk (en moedig) om je kop boven het maaiveld uit te steken.
Dan de drang om anderen te slim af te zijn. Volgens de wetten van de jungle is het eten of gegeten worden, wat zich in Italië heeft vertaald in bedriegen of bedrogen worden. De situatie is de laatste tijd verbeterd, maar een toerist in Italië, die in een vreemd land nu eenmaal niet zo snel door heeft wat er om hem heen gebeurt, wordt in zijn vakantie altijd wel een keer belazerd of bestolen, al heeft hij dat zelf lang niet altijd in de gaten. Een toerist is een sukkel. Per definitie. En sukkels zijn er om van te profiteren. Ook onder de Italianen zijn er veel sukkels en die worden bedrogen door hun vrouw, kopen valse sierraden, zijn slachtoffer van oplichterij en intriges, betalen belasting en gehoorzamen de wet, geloven wat er in de krant staat en komen afspraken na. Sukkels stoppen voor stoplichten, houden zich aan de maximum snelheid, laten voetgangers oversteken op het zebrapad, laten anderen voorgaan in het verkeer en wachten op hun beurt bij de slager.
De sukkels (i fessi) worden uitgelachen. Hun tragisch lot is onvermijdelijk en terecht. De sterke en sluwe mensen daarentegen (i furbi), die recht op hun doel afgaan zonder rekening te houden met een ander en als het nodig is zelfs ten koste van een ander, krijgen de goedkeuring, worden geprezen en hebben de lachers op hun hand.
Het thema van de fesso en de furbo is terug te vinden in tal van novelles, in de commedia dell'arte, in neorealistische films en in de commedia all'Italiana (waar we het al eerder over hadden). Dat is dan weer een goed teken, want daaruit blijkt dat er ook heel veel Italianen zijn die zich aan dit furbismo van hun landgenoten storen of het in elk geval signaleren.
Maar helaas gaan nog veel te veel Italianen er prat op niet zo'n sukkel te zijn en Berlusconi, een rasechte furbo (individualistisch, populistisch, anarcho-kapitalistisch en opportunistisch) is voor miljoenen Italianen een groot voorbeeld.
Pisticci (Basilicata), typische Zuid-Italiaanse heuvelstad. |
Tot ver in de jaren '80 reden de Italiaanse Spoorwegen (Ferrovie dello Stato) met vooroorlogse rijtuigen zoals deze wagon, bijgenaamd 'centoporte'. |
En toch, wanneer je de mopperaars uiteindelijk vraagt wat ze nou écht van Italië vinden, krijg je, waarschijnlijk na een diepe zucht, bijna altijd hetzelfde antwoord: fantastisch. Dat is het mysterie van Italië: dat er heel veel niet goed gaat en iedereen toch zo tevreden is. Het is alsof door een beetje gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel de ruimte ontstaat om te kunnen leven, om onbekommerd te kunnen genieten van de natuur, de zon, goed eten en een goed glas wijn, mooie mensen, hoffelijkheid, muziek, beeldende kunst enzovoorts. Het lijkt een cliché maar toch zal bijna iedereen die Italië kent het beamen: de levenskunst is voor de Italianen het belangrijkste middel om op de been te blijven. En dat maakt een verblijf in het land uiteindelijk toch altijd aangenaam.
Dit hoofdstuk is gebaseerd op het standaardwerk van Luigi Barzini, 'The Italians', uit 1964. Sinds 1964 is er natuurlijk veel veranderd, maar culturele veranderingen gaan langzaam en veel van wat hij beschrijft is nog steeds heel actueel. Toch hebben we de mening van Barzini vergeleken met die van tal van andere, modernere schrijvers. Verder hebben we in vele gesprekken met Italianen hun mening gevraagd over dit onderwerp en uiteraard hebben we ook onze eigen observaties verwerkt.